Java, Borneo - en weer thuis. - Reisverslag uit Utrecht, Nederland van Anne Vlimmeren - WaarBenJij.nu Java, Borneo - en weer thuis. - Reisverslag uit Utrecht, Nederland van Anne Vlimmeren - WaarBenJij.nu

Java, Borneo - en weer thuis.

Door: Anne van Vlimmeren

Blijf op de hoogte en volg Anne

28 Januari 2015 | Nederland, Utrecht

Ons avontuur op Java begon eigenlijk al in Bedugul (Bali), waar de maïskolvenverkoper een man op scooter aansprak die ons voor 400.000 rupiah naar Gilimanuk wilde brengen. Na een koele en klamme nacht werden we op 1 januari wakker – eerst van de moskee en toen van onze Indonesische buren – waarna er stipt om 9 uur een auto voorreed. De chauffeur gaf ons aardappelkoekjes die zijn vrouw gebakken had en vertelde over een vriend op Java, die daar tours organiseert. Na een paar telefoontjes over en weer besloten we in zee te gaan met deze Hadi en hadden we onszelf ervan verzekerd dat we diezelfde nacht nog de Ijenkrater zouden kunnen beklimmen. Van Gilimanuk namen we de boot naar Java, welke over de schamele acht kilometer overtocht toch nog anderhalf uur wist te doen. In Ketapang, aan de Javakant aangekomen, werden we opgewacht door Hadi en in een hotel geplaatst.

We gingen vroeg te bedde, want om 00:30 werden we alweer opgehaald, opdat we om 2 uur konden starten met de beklimming. Het pad was steil maar alles bij elkaar duurde slechts vijf kwartier. Bovenaan de kraterrand hadden we nauwelijks zicht op de blauwe sulfurvlammen waar we zo op gehoopt hadden; en dus besloten we meteen af te dalen in de krater. Beneden aangekomen draaide de wolk met sulfursmog onze kant op en kreeg ik het gevoel in een gifgasaanval te zitten: je kon geen hand voor ogen zien, overal hoorde je mensen hoesten, mijn ogen begonnen te tranen en mijn longen… die brandden mijn borstkas bijna uit. We begonnen aan de klauterpartij terug naar boven, en terwijl we af en toe weer in de smogwolk belandden, kwam de zon op en werd het turquoise sulfurmeer langzaam onthuld. Voor niet iedereen was de tocht zo spectaculair als voor ons: dagelijks lopen 200 mijnwerkers de krater uit met 70 kilogram sulfur op hun rug, waar ze ongeveer $13 mee verdienen.

Later die dag vertrokken we naar Ngadisari, van waaruit we die nacht om 02:30 de Bromo zouden gaan beklimmen. Onze verwachtingen werden niet waargemaakt: de wandeling naar het uitzichtpunt was erg kort, en hoewel we schitterend uitzicht hadden op mist en wolken, kon ook de beklimming van de altijdrokende krater de ochtend niet helemaal redden. Door een ruzie met de organisator van deze tour over een prijsverschil, zette zijn chauffeur ons ’s avonds niet af bij ons hotel in Solo, maar ergens aan de rand van het centrum. Het was inmiddels al half negen en donker, dus we warenallang blij dat er een taxichauffeur was die ons voor een veel te hoge toeristenprijs 30.000 rupiah ofwel 2 euro naar ons hotel wilde brengen.

Mijn ouders herinnerden zich Solo als “een lieflijk provinciestadje”, maar inmiddels is het een enorme metropool met waanzinnige veel verkeer. We waren twee dagen in Solo en bezochten het Keraton, de antiekmarkt, het Radja Pustaki Museum, de batikmarkt die helaas 5 dagen daarvoor helemaal afgebrand was, vervolgens Batik Kampung om het proces van batik te aanschouwen (waar we alleen uitgeputte arbeiders vonden die in een hoekje lagen te slapen) en als avondprogramma zagen we The Hobbit met Indonesische ondertiteling. We vonden het Mangkunegaranpaleis een hoogtepunt, waar onder andere een indrukwekkende (en waarschijnlijk zeer pijnlijke) collectie kuisheidsgordels voor mannen te vinden was. Yogjakarta was onze laatste halte op Java, maar daar namen we dan ook wel de tijd voor. De stad staat vaak bekend als ‘de ziel van Java’ en er is genoeg te doen en te zien om je weken bezig te houden. De eigenaar van ons hostel had een Nederlandse stiefvader en kon ons dus in onze eigen taal over alle bezienswaardigheden vertellen. Zo hebben we in Yogjakarta wél het proces van batik gezien. Er is zoveel talent en creativiteit in Indonesië, dat de concurrentie óók enorm is en de toeristen eigenlijk de enige winnaars zijn als ze huiswaarts keren met goedkope batik en houtsnijwerken. De centrale straat in Yogja is de Malioboro, waaraan tevens het beroemde Vredeburg ligt. Aan het einde van de straat lag het Keraton, te midden van een uitgewoonde zandvlakte die eruit zag als Pinkpop er net had plaatsgevonden. Bij de bezichtiging van het Keraton ontmoetten we een man die ons alle over wayang kulit wilde vertellen, dus onderweg naar Tamansari (Waterpaleis) belandden we in een tuin waar een paar mannen de poppen perforeerden, heel casual met hun sigaret tussen de vingers en toch met uiterste precisie. Later die middag bezochten we de Vogelmarkt (waar de Partij van de Dieren wel wat kamervragen over zou kunnen stellen) en de zonsondergang aan Parangtritus Beach. Het was vroeg bedtijd, omdat we voor zonsopgang bij de Borobudur wilden zijn. De Borobudur is het grootste Boeddhistische monument ter wereld en bestaat maar liefst uit negen niveaus, waarop de wetten van Karma en het levensverhaal van Boeddha in reliëfen staan afgebeeld. Zelfs toen in het pikkedonker alleen nog de contouren zichtbaar waren, was het al erg indrukwekkend. Op het hoogste niveau hebben we de zonsopgang afgewacht en een zegening gekregen door de Boeddha binnenin de stupa aan te raken. De monnikken kunnen de Borobudur inmiddels niet meer gebruiken voor hun gebeden en ceremonies door de enorme aantallen toeristen en daarom heeft de overheid een kil en steriel klooster voor ze gebouwd – overigens ook open voor toeristen. We hadden helaas geen uitzicht op de Merapivulkaan later die dag, maar de filmzaal van het bijgelegen museum maakte veel goed. De montage, resolutie en muziekkeuze lieten zoveel te wensen over dat we lachend naar buiten kwamen. De tweede klapper van die dag deden we aan voor zonsondergang: de Prambanan, een Hindoeïstisch tempelcomplex uit de 9e eeuw, maar helaas voor een groot deel verwoest bij de aardbeving van 2006. Het blijft een bijzondere ervaring dat wanneer je op een dergelijke plek bent – heilig, werelderfgoed – dat er mensen zijn die dan met jóú op de foto willen. De laatste twee dagen deed ik een kookworkshop - ik ben nu gespecialiseerd in het maken van sayur lodeh en sate ayam, én in het koken van rijst op een vuurtje van bakstenen en een ruitenwisser om de pan op z’n plek te houden. Tevens gingen we terug naar de batikfabriek om het nog een keertje zelf te proberen, had ik een Javaanse massage (waar ik blauwe plekken aan overhield) en bezocht ik het Ramayana Ballet. In tegenstelling tot de Balinese voorstellingen waar ze vaak flauwe grapjes tussendoor doen om de toeristen bij de les te houden, maakt Java geen karakterituur van hun kunst. De volgende dag vertrokken we naar Surabaya om vanuit daar naar Pangkalan Bun, Borneo te gaan.

Borneo stond in eerste instantie niet op mijn planning, maar Marloes had haar tour moeten verzetten toen ze vast zat in Australië en uiteindelijk besloot ik met haar mee te gaan. Marloes is namelijk mijn absolute autoriteit op het gebieden van apen (en wist zelfs onze gids meerdere malen te verbeteren) dus dit was een mooie gelegenheid om erover te leren. Zo’n twintig jaar geleden was Borneo nog bedekt met regenwoud waarin onder andere de beroemde orangutans leefden, maar inmiddels is zeker 60% van dit gebied gekapt ten behoeve van palmolieplantages. Vanuit het vliegtuig konden we de kaarsrecht aangelegde plantages al zien liggen: een bedroevend uitzicht. We zouden vier dagen op een boot doorbrengen, terwijl we langs het regenwoud voeren en orangutankampen bezochten. Veel orangutanbabys worden bij de wilde moeder weggehaald, verkocht als huisdier en komen vervolgens, als ze te groot worden, via de overheid bij centra die ze weer in het wild introduceren. Het regenwoud is inmiddels te klein geworden voor de orangutans die elk een eigen territorium hebben. Daarom worden ze twee keer per dag ‘bijgevoerd’ en zijn ze inmiddels semiwild geworden. In alle kampen die we bezochten werd wel duidelijk dat de orangs enorm gewend zijn aan mensen. Toch bracht de eerste orangutan die ik zag, Kacong, me echt in kinderlijke awe-and-wonder. Het feit dat er een aap tussen de huizen van de rangers doorliep op zoek naar eten was onvoorstelbaar, en ik had stiekem het gevoel dat het gewoon een mens in apenpak was. Verder maakten we twee keer een korte trek door de jungle, waarvan één keer ’s avonds waarbij we tarantulas gespot hebben, en bezocht ik een lokaal dorpje aan de rivier. Terwijl we over de rivier voeren hebben we ook nog neusapen, gibbons, makaken en langoeren gespot. De laatste voedering waar we bij waren werd tevens bezocht door een Duitse senioren fotografiereis, waardoor je 30 cameras hoorde klikken zodra er een aap op het toneel verscheen. Het was een realitycheck voordat we uiteindelijk terugkeerden naar Pangkalan Bun, waar Marloes diezelfde middag een vlucht naar Jakarta had om vervolgens door te vliegen naar huis.

Ik vond Pangkalan Bun een weinig inspirerende plek, maar toen was ik nog niet in Jakarta geweest. Mijn laatste dag in Azië heb ik tevergeefs Jakarta afgezocht naar een plek om postzegels te kopen (het kan toch niet dat er in een stad met 9 miljoen geregistreerde inwoners maar één postkantoor is?), heb ik het textielmuseum bezocht, me verbaasd over het verkeer en de Kathmandu-achtige smog en, met enige weemoed, mijn voorlopig allerallerlaatste nasi campur gegeten.. Om 8 uur ’s avonds begon ik aan de lange reis huiswaarts, om in 20 uur via Kuala Lumpur en Parijs uiteindelijk Maarten, mijn ouders, Maartje, Cathy, José en mijn drie gekke huisgenootjes (in dierenpakken en met ingestudeerd dansje) weer te zien op Schiphol.

Inmiddels ben ik ruim een week thuis, bijna gewend aan de winterse kou, heb ik alweer een dag bij Albert Heijn gewerkt, mag ik vanaf volgende week weer elke dag naar de Uithof en heb ik me tegoed gedaan aan mijn twee grote liefdes waar zelfs het Indonesische eten niet voor kon compenseren: kaas en rode wijn. In drie maanden heb ik de rondgedwaald in de Himalaya, blauw vuur gezien in de Ijenkrater, de geboorteplek van Boeddha bezocht, met een olifant gebadderd in Chitwan, geprobeerd alle goden en beschermheiligen van het Tibetaans Boeddhisme te herkennen, Everest Base Camp gehaald met waanzinnig uitzicht op de noordkant van de allerallerhoogste berg op aarde, monnikken zien debatteren in een kloostertuin in Lhasa, de zonsopgang gezien boven de Great Himalayan Range en vanaf de Borobudur, bijna-doodervaringen gehad in het verkeer van Kathmandu, ben ik van een 160 meter hoge brug afgesprongen vlakbij de Tibetaanse grens, heb ik orangutans, neusapen, langoeren, makaken en gibbons gespot in de wouden van Borneo, geweldige dal bhats, currys, thukpas, momos, nasi campurs en yakburgers gegeten en een heleboel fantastische mensen ontmoet.

Diep van binnen begint nu alweer de kriebel om opnieuw mijn tas te pakken.

  • 28 Januari 2015 - 12:44

    Renate:

    Ja ja Anne het is zeker weer wennen aan deze temperaturen maar ja dat wennen gaat snel hoor. Succes met alles

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Nederland, Utrecht

Anne

Anne is 18 jaar, heeft 7 maanden op de broodafdeling van Albert Heijn De Bilt gewerkt en gaat nu achtereenvolgens naar New York, Chili, Argentinië, Bolivia, Peru, Ecuador en de Galapágos-eilanden.

Actief sinds 26 Maart 2011
Verslag gelezen: 1868
Totaal aantal bezoekers 29693

Voorgaande reizen:

26 Oktober 2014 - 17 Januari 2015

Azie 2014-2015

07 April 2011 - 21 Juli 2011

Anne gaat op wereldreis

Landen bezocht: